AANBEVELINGEN van de Kinderombudsman uit 2013
(“Is de zorg gegrond?”):
​
§ 12. Aanbevelingen:
Voortvloeiend uit de conclusies formuleert de Kinderombudsman de volgende aanbevelingen aan de verschillende spelers in de jeugdzorgketen:
- Bureau Jeugdzorg, tegenwoordig G.I. als jeugdbescherming met (gezins)voogdij:
1. Zorg voor implementatie van (aanvullende) interne kwaliteitswaarborgen in het proces van feitenonderzoek en jeugdzorgrapportage.
BJZ/G.I. moet sterker sturen op reflectie, zowel op het niveau van de organisatie als op het niveau van individuele medewerkers. {De werkdruk kan verminderd worden door meer te laten diagnosticeren door passende specialisten, niet te algemeen}.
Het uitvoeren van periodieke audits op de eigen rapportages en het kritisch meelezen door een ‘lezer’ moet standaardpraktijk worden {vanwege de bevonden fouten, meningen als feiten presenteren, zonder bronvermelding en zonder accoord van de informant}.
2. Maak het standaardprocedure dat kernbeslissingen in een multidisciplinaire setting worden genomen {De gedragswetenschapper daarin is geen echte deskundige die zich houdt aan diens beroepscode de cliënt zelf te zien en onderzoeken}.
Bij iedere kernbeslissing en iedere afronding ven een rapportage die naar de Raad of de rechten gaat, moet standaard een gedragsdeskundige worden betrokken.
De ‘gedragsdeskundige’ {de interne gedragswetenschapper is vaak niet eens een deskundige, en dient diens beroepsregistratie direct kenbaar te maken} scherpt de gezinsvoogd of de gezinsmanager (gv) in het beoordelen van situaties en in het scherp formuleren van bevindingen. De rapportages die BJZ/G.I. opstelt winnen daarmee aan kwaliteit.
3. Zorg voor een verdere professionalisering van de rapportageformats. Onder meer door uitwisselen van ervaring tussen BJZ onderling, en partners als het AMK en de Raad.
4. Zorg voor voldoende (doorgaande) training in het rapporteren. ‘Professionals’ moeten in de rapportage een navòlgbaar betoog kunnen weergeven {met bewijs}, waarin behalve een {inhoudelijke} beschrijving van de pedagogische zorgen die er om een kind zijn ook een {inhoudelijke c.q. CONCRETE} duiding van die zorgen wordt gegeven.
5. Zorg ervoor dat informanten hun visie in éígen bewoordingen, in plaats van {verdraaide} parafraseringen, accorderen, of laat hen zelf een tekst opstellen.{!!}
6. Ga (opnieuw) in overleg met ketenpartners die als informant kunnen dienen over die gevallen waarin het problematisch is voor de informant om informatie te delen met BJZ/G.I.. Waar eerdere gemaakte afspraken hierover in de praktijk niet voldoende werken, moet achterhaald worden wat de belangrijkste knelpunten zijn en hoe deze {CONCREET} weggenomen kunnen worden.
7. Vergroot de vaardigheden van gezinsvoogden en gezinsmanagers in het opereren binnen een juridische context.
8. Vergroot de vaardigheden van gezinsvoogden en gezinsmanagers om om te gaan met de dynamiek die problematische echtscheidingen binnen omgangszaken met zich brengen. {De gezinsvoogdij is niet deskundig en polariseert zodat er escalatie ontstaat, en dat gaat ten koste van het kind. Daar staat op o.a. jeugdbescherming.jimdo.com meer over}.
9. Biedt kinderen vanaf twaalf jaar (of jonger als zij daartoe in staat zijn) standaard de gelegenheid om zelf een onderdeel toe te voegen aan de rapportages die gaan over verlenging van een beschermingsmaatregel {Maar houdt rekening met beïnvloeding door een omgangssaboterende ouder. LJN AS6020 is dan een methode, al dan niet tijdelijk}.
Aanbevelingen voor
- Advies- en Meldpunt Kindermishandeling/ Veilig Thuis (V.T.):
1. Zorg voor implementatie van (aanvullende) interne kwaliteitswaarborgen in het proces van feitenonderzoek en rapportage.
AMK/V.T. moet sterker sturen op reflectie, zowel op het niveau van de organisatie als op het niveau van individuele medewerkers. {Ook is onafhankelijker diagnostisch onderzoek nodig, gericht op thuishouden met goed voorlichten van ouders}.
Het uitvoeren van periodieke audits op de eigen rapportages en het kritisch meelezen door een 'lezer' moet standaardpraktijk worden.
2. Zorg voor voldoende (doorgaande training in het rapporteren voor de AMK/V.T.-onderzoekers. Zij moeten in de rapportage een vertaalslag kunnen maken van de opsomming van problematiek naar de gevolgen daarvan voor het kind.
3. De nieuwe werkvorm van rondetafelgesprekken, waarbij ouders en professionals gezámenlijk een plan van aanpak maken, verdient navolging bij die AMK’s {c.q. [on]Veilig [ui]Thuis} die nog niet op deze manier werken.
4. Zorg ervoor dat informanten hun visie in éígen bewoordingen, in plaats van {verdraaide en aangedikte} parafraseringen, accorderen, of laat hen zelf een tekst opstellen.
5. Ga (opnieuw) in overleg met ketenpartners die als informant kunnen dienen over die gevallen waarin het problematisch is voor de informant om informatie te delen met het AMK/V.T.. Waar eerdere gemaakte afspraken hierover in de praktijk niet voldoende werken, moet achterhaald worden wat de belangrijkste knelpunten zijn en hoe deze {concreet en volgbaar} weggenomen kunnen worden.
Aanbevelingen voor
- De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK):
1. Zorg voor implementatie van (aanvullende) interne kwaliteitswaarborgen. Hoewel het kwaliteitskader en de werkprotocollen blijk geven van aandacht voor gedegen feitenonderzoek en rapportage, wordt {in de praktijk} afwijken daarvan in individuele zaken op dit moment niet overal voldoende ondervangen.
De Raad moet sterker sturen op reflectie {zelfreflectie}, zowel op het niveau van de organisatie als op het niveau van individuele medewerkers. Het uitvoeren van periodieke audit op de eigen rapportages en het kritisch meelezen door een ‘lezer’ moet standaardpraktijk worden.
2. Maak sterker duidelijk naar ouders wat zij kunnen en mogen verwachten van het raadsonderzoek. {Geef ook alternatieven aan en een uitleg over de werking in het kind, ook op lange termijn!}.
Hoe wordt er gewerkt en wat betekent de uitkomst? Hoe wordt omgegaan met informatie die ouders zelf aanleveren? {Wordt er daarop gediagnosticeerd naar IVRK artikel 24 lid 1?}. Welke informatie is wel en niet van doorslaggevend belang en wordt dus wel en niet meegenomen? {Dit moet niet zijn het wegstrepen van positieve punten en alternatieven en het aandikken van de negatieve en vermeende punten}.
3. Zorg dat tijd en geld geen doorslaggevende, belemmerende factoren zijn voor de kwaliteit van het raadsonderzoek {en voor het kind}. Als een extra gesprek met ouders kan zorgen voor draagvlak voor een gemaakte beslissing, betekent dat belangrijke winst voor de ketenpartners die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van een opgelegde maatregel.
De Raad moet zich bewust zijn van zijn {juridiserend centrale} gedeelde ketenverantwoordelijkheid.
4. Expliciteer ín de rapportages zichtbaar waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Is informatie van ouders {of hun deskundigen} niet meegenomen, waarom dan niet? Welke elementen uit de reactie van ouders op het conceptrapport worden wel en niet overgenomen? Faciliteer deze afweging voor de 'professionals' door het opstellen van richtlijnen voor het verwerken van de reactie van ouders op de conceptrapportage.
5. Maak het standaard werkwijze dat bij de beantwoording van de {open} onderzoeksvragen in de rapportage de belemmerende en de beschermende factoren in een gezin tegenover elkaar worden gezet.
Het moet voor lezers van de rapportage navolgbaar zijn hoe informatie wordt gewogen en waarom bepaalde beslissingen worden gemaakt.
Rapportageformats dienen hierop te worden aangepast. {Feiten dienen dus gescheiden te zijn van meningen, en diagnostisch materiaal dient meegewogen te worden naast orthopedagogisch inzicht m.n. in de latere belangen van de opgroeiende met familiebanden}.
6. Maak het standaard werkwijze dat doorslaggevende informatie {medische informatie, schoolverzuimoverzichten als bijlagen bij de raadsrapportage wordt meegestuurd naar de rechtbank.
7. Zorg voor voldoende (doorgaande) training in het rapporteren voor raadsprofessionals.
Professionals moeten in de rapportage een navolgbaar betoog kunnen weergeven, waarin {orthopedagogisch en} juridische onderbouwing wordt gegeven voor de pedagogische zorgen die er zijn om een kind.
Aanbevelingen voor
- Voor zowel BJZ/G.I., AMK/V.T. als de Raad geldt:
1. Implementeer een set minimale randvoorwaarden voor rapportages, met de volgende kenmerken:
a. Feiten en meningen worden standaard gescheiden beschreven;
b. Hoor en wederhoor wordt toegepast en standaard opgenomen in de rapportages;
c. Beschrijvingen zijn zoveel mogelijk concreet, en zonder speculatieve {of vage} formuleringen;
d. Accordering van informatie wordt bevestigd in de rapportage (in bijlage het bewijs van accoord van de juiste tekst};
e. Een voor de lezer navolgbare weging van belemmerende en beschermende factoren in de opvoedsituatie van een kind, en daaruit volgend de {concrete, begrijpbare} conclusie.
f. Rapporten van externe deskundigen (zoals artsen, gedragsdeskundigen, orthopedagoog-generalisten, psychiaters) dienen in hun geheel als bijlage toegevoegd te worden aan de rapportages.
2. ‘Professionals’ moeten zich sterker bewust worden van de impact die hun aanwezigheid heeft in een gezin {waar het beter is dat het een deskundige is met hoge beroepsregistratie} en die de voorgeschiedenis met {lage} hulpverlening kan hebben.
Een groter bewustzijn van het eigen – onbedoelde maar onvermijdbare – versterkende effect {tot chanterende drang} in de communicatie met ouders, en de context waarbinnen het contact plaatsvindt, draagt bij aan een genuanceerder oordeelsvorming in de rapportages. { https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/bejegenen-en-vertrouwen/ door prof.dr. Carlo Schuengel met de waarschuwing niet belerend of dwingend te zijn door chantage en afdreigen}.
3. Professionals moeten zodanig geëquipeerd zijn dat zij cliënten met een open, eerlijke houding tegemoet treden. Dat betekent erkennen dat ouders over het algemeen het beste voor hun kind willen en dat ouders ondanks alles verantwoordelijk zijn voor hun kind. Het is belangrijk begrip {en alternatieven} te tonen voor omstandigheden of persoonlijke factoren. Ook hoort men daarbij helder te zijn over verwachtingen en duidelijk maken waaraan ouders {concreet} moeten voldoen om de zeggenschap weer in handen te krijgen.
Dat nodigt ouders uit tot reflectie en biedt mogelijk ruimte voor minder ingrijpende maatregelen. In het feitenonderzoek zorgt die houding ervoor dat ouders zich beter gehoord voelen. Dit vergroot de kans dat de rapportage uiteindelijk een voor ouders herkenbaar beeld bevat.
Jeugdzorginstanties dienen de dialoog met ouders aan te gaan over wederzijdse verwachtingen en wederzijds begrip.
4. Leidinggevenden in alle betrokken instanties dienen alert te zijn op de communicatie- en rapportagevaardigheden van hun medewerkers. Zij moeten eventuele behoefte aan aanvullende training beter signaleren. Ook moeten zij alert zijn op de toewijzing van complexe zaken aan meer ervaren medewerkers.
- Kinderrechters:
1. In gezag- en omgangszaken moeten kinderrechters een hèldere opdracht meegeven aan de Raad, met concrete vragen: “wat is het doel van het gevraagde onderzoek?” Op die manier wordt voorkomen dat de Raad met een te brede of te vage taakopvatting een onderzoek start.
2. Kinderrechters kunnen hun aandeel leveren aan de verbetering van de keten rond feitenonderzoek en rapportage door op de zitting kritisch te kijken naar de jeugdzorgrapportages die de Raad en Bureau Jeugdzorg/G.I. aanleveren {met de open onderzoeksvragen en gegevens over het gezin, èn een diagnostisch rapport dat voldoende specialistisch is bij de zaak}. Zijn alle afwegingen goed onderbouwd, is de doorslaggevende informatie echt {qua tekst} geaccordeerd en zijn de nodige verklaringen van professionals bijgevoegd? Als dit onvoldoende aanwezig is, dient de zittingsvertegenwoordiger hierop te worden aangesproken.
3. Het is van belang dat rechters voldoende vaardig zijn in het horen van kinderen {en er desnoods een van de ketenpartners onafhankelijke orthopedagoog bij laten. Kinderen kunnen beïnvloed zijn door een jeugdzorgwerker of ouder.}.
Zowel in het verkrijgen van belangrijke informatie van kinderen als in het verstrekken van informatie aan kinderen over de procedure of over genomen beslissingen, zijn kindgerichte gespreksvaardigheden en een kindvriendelijke omgeving van belang.
___ ___ ___
- Hoe nu verder?
Vanaf 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg. Op dit moment is duidelijk hoe de afzonderlijke gemeenten de jeugdzorg bureaucratisch hebben ingericht en budgetten leidinggevend zijn. De Raad blijft zijn functie bekleden maar dringt door in het drangkader, de beschermingstafel.
Het heeft er veel van weg dat ouders deze drang als signaal dienen op te vatten om hoogwaardiger diagnostiek onderzoek zèlf te organiseren buiten de jeugdhulp om, via de huisarts bij een echte deskundige; en het lijkt dat het beter is een OTS te riskeren dan in het pseudo-‘vrijwillig kader’ buiten het rechtsgebied te vallen.
Van het AMK is al bekend dat het samengevoegd wordt met de steunpunten Huiselijk geweld, en het AMHK, Veilig Thuis geheten, gaat vormen. V.T. zit vaak onder de hoed van de G.I..
Het spreekt voor zich dat ook na de transitie goede zorg voor kinderen beschikbaar moet zijn.
Het is een internationaal kinderrecht (IVRK art. 24 lid 1), en gemeenten die de jeugdhulp verstrekken hebben de hulpplicht op dit niveau.
Smoezen over wachtlijsten bij ingekochte deskundigen en te klein budget gelden juridisch niet! De gemeenten waren er in 2013 reeds van op de hoogte, de brief op: https://jeugdbescherming.jimdo.com/ .
Het valt overigens op dat dit rapport van de Kinderombudsman IVRK 24 lid 1 en lid 3 (met ‘jeugdzorg’ als schadelijke traditie, lager dan de genoemde gezondheidszorg) en 25 voor de evaluaties na een nulmeting, niet noemt of aan afmeet. Het rapport bleek pas toegelaten te worden te publiceren nadat de scherpe randjes naar de ‘jeugdzorg’ er van af geschreven waren.
Welke organisatie dan ook na 2015 de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen gaat doen, als voor de gemeente gedelegeerde (Jw12.3.5), de aanbevelingen uit dit onderzoek uit 2013 blijven onverminderd van kracht. De Kinderombudsman zal ook in de toekomst de zorg aan kinderen op de voet blijven volgen, en de ketenpartners blijven aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Ook voor de Inspectie Jeugdzorg & Gezondheidszorg is daar een belangrijke rol weggelegd.
Op deze site staan meerdere informatieve artikelen voor ouders waar er dreigt dat het kind een kindobject wordt voor juristen en jeugdzorgwerkers, die niet therapeutisch bevoegd zijn.
Dit soort onpedagogische uithuisplaatsingen moeten we als 'schadelijke traditie' (artikel 24 lid 3 van IVRK ) voorkomen: https://www.youtube.com/watch?v=UQ1Ygq-cNZw , en let wel, dit doen jeugdzorgwerkers het kind aan!
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​​
Ook op de site van stichting KOG staat informatie.
​
​
​
​
​
Ga terug naar: :
Home: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg ,
Jeugdzorg: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdzorg ,
Jeugdbescherming: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdbescherming ,
Kinderbescherming: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/kinderbescherming ,
Wetenschap: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschap ,