top of page

Waarheid 3:

​

\

​Overheidsgeweld tegen kinderen en ouders: 

Het toepassen van geweld is voorbehouden aan de overheid en omdat uithuisplaatsing een gewelddadige actie tegen kinderen en ouders is, is het van belang aandacht te besteden aan de wijze waarop dat geweld wordt toegepast.

 

De wettelijke grondslag voor overheidsgeweld berust op twee pijlers, enerzijds op het wetboek van strafvordering in verband met het opsporen en vervolgen van strafbare feiten, anderzijds op de handhaving van de openbare orde (artikel 3 van de Politiewet). Tot de handhaving van de openbare orde behoort het tot de taak van de politie de deurwaarder te assisteren bij de tenuitvoerlegging van civiele beschikkingen en vonnissen.

 

Deurwaarder 

Geen civielrechtelijke beschikking mag ten uitvoer worden gelegd zonder de deurwaarder.  In 430 lid 3 Rechtsvordering (Rv) is voorgeschreven dat alvorens tot tenuitvoerlegging wordt overgegaan op straffe van nietigheid de beschikking aan de betrokkenen betekend moet worden. De politie handelt bij de tenuitvoerlegging van de bevoegdheid tot uithuisplaatsing op aanwijzing van de officier van justitie (813 Rv), die  in verband met de betrokkenheid van kinderen een afweging moet maken omtrent politiegeweld. De deurwaarder moet een proces-verbaal opmaken van de tenuitvoerlegging van de executoriale titel (beschikking) en deze aan betrokkenen doen toekomen. -{{Helaas heeft de jeugdzorglobby een uitzonderingspositie in dit bestel aangebracht, zodat dit moreel zo is, doch helaas niet de praktijk is. De rechters zijn geen orthopedagogen en denken in hun juridisch steekspel, niet in moraliteit, waar ook BW6:162 lid 2 op doelt}}.*

 

De praktijk is (was)* anders. De deurwaarder wordt niet betrokken. Er wordt niet betekend. Jeugdzorg haalt kinderen van het schoolplein weg of de ouders worden uitgenodigd voor een gesprek bij de Raad en krijgen de kinderen niet meer mee of de politie valt een huis binnen en de Raad haalt de kinderen weg. De wettelijke grondslag zou zijn dat door de kinderrechter op verzoek van de Raad een machtiging tot voorlopige uithuisplaatsing is afgegeven.

Volgens art. 800 lid 3 Rv  moeten de ouders binnen 14 dagen in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord. Op die zitting wordt dan direct besloten over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. 

Dit weghalen van de kinderen bij de gezaghebbende ouders vandaan is zonder wettelijke grondslag en als kinderontvoering te beschouwen.

 

Een machtiging tot uithuisplaatsing is het verlenen is van een (discretionaire) bevoegdheid. Er zou dus behalve de machtiging een beslissing van de raad of jeugdzorg aan de tenuitvoerlegging vooraf moeten gaan, die moet voldoen aan de beginselen van behoorlijk bestuur.

Bij de voorbereiding van een dergelijke beslissing dienen de beginselen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht te worden genomen.

Het feitenonderzoek. De bezwaarmogelijkheid ingevolge 4.8 Awb bij het voornemen tot tenuitvoerlegging. Er moet sprake zijn van functiescheiding (Awb 2.2.) en er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling. Er moet sprake zijn van (Awb 3.1) behoorlijke bekendmaking van de beslissing tot het gebruik maken van de machtiging en de betekening van de machtiging ingevolge art. 430 lid 3 Rv dient voor de tenuitvoerlegging plaats te vinden.

 

Ten onrechte wordt de machtiging tot uithuisplaatsing in de praktijk  beschouwd als een last tot uithuisplaatsing.(1)

De machtiging is afgegeven door de kinderrechter en wordt niet getoetst door een “onafhankelijke”  kinderrechter {die geen orthopedagoog is}. De functie van hulpverlener, die het vertrouwen van het gezin dient te hebben, is niet te combineren met het weghalen van kinderen van bijv. het schoolplein tegen de wil van de ouders zonder behoorlijke bekendmaking en zonder wederhoor.

 

De financiering van jeugdzorg is afhankelijk van maatregelen die getroffen worden waar Jeugdzorg de hand in heeft op basis van gronden, die jeugdzorg aanvoert. De rechter toetst niet in het kader van art. 800 lid 3 en dekt eventuele onrechtmatigheden toe. Klachten en aangiften van de ouders worden niet in behandeling genomen.

 

Pijnlijke tijdsduur voor het kind vooraf aan toetsing:

De tenuitvoerlegging van voorlopige machtiging uithuisplaatsing is strijdig met het EVRM, omdat bij de schending van artikelen 5 en 8 EVRM toetsing door een onafhankelijk rechter binnen 87 uur na de uithuisplaatsing plaats moet vinden. (EHRM Brogan-arrest) .

De rechtelijke toets vooraf stelt niets voor zonder verhoor van de ouders. Dat manco op wederhoor wordt niet gerepareerd door het in de gelegenheid stellen tot het horen  ex art. 800 Rv binnen 14 dagen na de uithuisplaatsing bij de kinderrechter. Die zitting wordt gecombineerd met een behandeling van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. Veelal wordt de uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling door de kinderrechter verlengd alleen maar, omdat de Raad/jeugdzorg vindt dat er “onderzoek”  moet plaatsvinden in verband met de zorg die zij stelt te hebben. Beroep instellen wordt beschouwd als tegenwerking. De ouders verkeren in een dwangpositie en worden monddood gemaakt in plaats dat hun vertrouwen wordt gewonnen en er open gecommuniceerd wordt.

 

Het huidige systeem van (voorlopige) machtigingen tot uithuisplaatsing door de kinderrechter functioneert niet. De belangen van de kinderen zijn achtergesteld bij die van de Raad en Jeugdzorg. De functie van de rechter in het kinderrecht, moet worden her gewaardeerd, omdat mijns inziens dwang of drang alleen maar mogen worden opgelegd krachtens een rechterlijke bevel. Naar mijn oordeel dient de bevoegdheid tot het geven van een last tot spoeduithuisplaatsing bij de officier van justitie te liggen, die dat alleen mag doen indien er sterke aanwijzingen zijn dat kinderen direct in gevaar zijn. Omdat het hier gaat om een inbreuk op de mensenrechten is het noodzakelijk dat binnen 3 of 4 dagen na het weghalen dat weghalen vol  wordt getoetst door een rechter, waarbij alle belanghebbenden worden gehoord.

 

De kinderrechter {of beter een R.C.Onderzoeksrechter naar motie Klein, 2017} dient ruime bevoegdheden te krijgen om ook daadwerkelijk oplossend op te treden voor het gezin, waarbij het uitgangspunt moet zijn dat de kinderen zoveel mogelijk in hun ouderlijke omgeving opgroeien.

De rechter dient, indien de problemen veroorzaakt worden door bijvoorbeeld financiële problemen en of als een ontruiming dreigt, onmiddellijk een bewindvoerder  te benoemen, te gelasten dat er een bijzondere bijstand wordt verleend of dat de ontruiming wordt opgeschort. De rechter dient in overleg met de ouders, die worden bijgestaan door een advocaat, een {diagnostisch} deskundige te benoemen die de kinderen onderzoekt. Ook moet door de rechter kunnen worden gelast dat de ouders worden onderzocht, indien er sprake zou kunnen zijn van een persoonlijkheidsstoornis.

 

Geweld

De rechter moet ook de politie of jeugdzorg er op aanspreken en zelfstandig een klacht in te kunnen dienen wanneer er sprake is van buitensporig geweld. Er moet ook altijd een proces-verbaal moeten worden opgemaakt omtrent de afgifte van de kinderen. Het moet niet zo zijn dat gezegd wordt tegen de ouders “dan moet u maar een klacht indienen” of “dan moet u maar schuldsanering aanvragen” etc. Niet het probleem afschuiven of uitstellen. De ouders bevinden zich veelal in een apathische stress.

 

De financiering van maatregelen en onderzoeken dient te geschieden op basis van een beslissing van de rechter. Indien ouders een last/een bevel niet naleven dan kan op basis van overtreding van 184 Sr (StrafRecht) tot een strafvervolging en het inzetten van dwangmaatregelen worden overgegaan.

In het huidige systeem dwingt het O.M. de nakoming van civiele beschikkingen af door strafrechtelijk vervolgen van de ouders voor het onttrekking aan het gezag. Strafrechtelijke dwangmaatregelen worden ingezet vanaf het moment dat de rechter  een voorlopige machtiging heeft  uitgesproken dus op een moment dat er nog geen sprake kan zijn van een beperking van het gezag van de ouders. Een illegale oprekking van het strafrecht en strafvordering.

 

Indien het niet gaat om een spoedmachtiging, maar om een machtiging uithuisplaatsing dan zal een en ander bij de kinderrechter tevoren moeten worden besproken en leiden tot schriftelijke last tot uithuisplaatsing, die ten uitvoer moet worden gelegd door de deurwaarder. Ook bij een zogenaamde 'vrijwillige' uithuisplaatsing dient de rechter een last te geven. Op verzoek van partijen kan een vastgestelde regeling worden gewijzigd/beëindigd met mogelijkheid van appel  (HB) voor de belanghebbenden.

 

Ik meen dat dit voorstel zal leiden tot minder en kortere uithuisplaatsingen en meer recht doet aan het belang van de kinderen, ouders en het functioneren van de hulpverlening. Het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM) moet legitiem gebeuren.

 

H.F.M Struycken

Advocaat te Amsterdam

​

Zie onder een belangrijke aanvulling c.q. wijziging!*

_________

Voetnoot 1: HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3325 en HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3365 , zie www.sr-updates.nl/commentaar/SR_2015_0516.pdf Mevis: Voor de toepassing van artikel 184 Sr weten we (voorlopig) zeker dat de algemene taakstelling van de politie in (thans) artikel 3 PolWet geen basis kan zijn voor een ‘krachtens wettelijk voorschrift gegeven bevel of vordering’ in de zin van artikel 184 lid 1 eerste tekstdeel Sr: HR 29 januari 2008, NJ 2008/206. Die bepaling houdt immers niet uitdrukkelijk in dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is een bevel te geven of vordering te doen. Dat geldt ook voor andere wettelijke bepalingen, zoals de bevoegdheidsbepaling van artikel 53 Sv (StrafVordering) die in het arrest van 24 november aan de orde is of het bevel een motorvoertuig te doen stilhouden als bedoeld in artikel 160 lid 1 WVW: zie HR 3 februari 2015, NJ 2015/172 m.nt. Borgers onder NJ 2015/173. Het is bepaald aangewezen dat we in Nederland een dergelijk eis aan de grondslag van een overheidsbevel stellen, alvorens een burger vervolgd en gestraft kan worden wegens het niet opvolgen (een nalaten) van zo’n bevel. In een rechtsstaat is het overheidsgezag niet vanzelfsprekend. Juist als het gaat om het op straffe van vervolging ‘aanpakken’ van de burger die zich tegenover de overheid verzet, is van belang dat de legitimiteit van de overheid, zeker van een bevelsbevoegdheid, op een uitdrukkelijke en concrete wetsbepaling is gebaseerd.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - 

*:

Helaas is de wetgeving in het voordeel van de jeugdzorglobby aangepast, en wel zo:

De {nu onjuiste} stelling is dat een machtiging uithuisplaatsing pas kan worden geëffectueerd als deze is betekend voor de deurwaarder. Dit zou zijn bepaald in artikel 430, lid 3 Rv.
Echter:  in
artikel 812, lid 1 Rv is hierop een  uitzondering  gemaakt: 
"Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge de artikelen (253s) 265b, (326, 336a) boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW1:265b) daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd {vaak de G.I.}, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zonodig met behulp van de sterke arm." 

Met andere woorden: 'van rechtswege' maakt dat betekening niet meer nodig is. {De G.I. als ondeskundige maar 'professioneel' bestuur Heeft dan de machtiging!}.  Artikel 1:265b betreft de machtiging uithuisplaatsing; de wettekst
BW1:265b lid: 

1.

Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige òf tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de Gecertificeerde Instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen {UHP}.

2.

De machtiging kan eveneens worden verleend op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of op verzoek van het Openbaar Ministerie {bij crimineel gedrag}. De Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie legt bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, het besluit van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet over.

3.

De kinderrechter kan in afwijking van het tweede lid een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen zonder dat het college van burgemeester en wethouders een daartoe strekkend besluit heeft genomen, indien het belang van het kind dit vergt {Spoed-UHP}.

4.

Voor opneming en verblijf als bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, of 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet is geen machtiging als bedoeld in het eerste lid vereist, doch een machtiging als bedoeld in genoemde artikelleden. Deze machtiging geldt voor de toepassing van artikel 265a als een machtiging als bedoeld in het eerste lid.

​

BW1: Artikel 265a :

Plaatsing van de minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin geschiedt úítslùìtend met een machtiging tot uithuisplaatsing. {Dùs, ouders, nìèt ‘vrijwillig’ onder chantage door jeugdzorg}.

​

{Volgens de verdere letter-artikelen, zoals BW1:265e, kan de G.I. al deels het gezag overnemen nog voordat aan BW1:266 wordt gewerkt, al dan niet achter de rug van ouders om, al mag stiekem niet transparant en eerlijk met voorlichting genoemd worden. Ouders dienen dus niet af te wachten maar voortvarend en officieel (Awb) te werken aan CONCRETIE van wat nodig is om de machtiging te doen opheffen! - TjS}.


Zoals ik {Advocaat Mr.Drs. Marco Erkens, Den Haag} aangaf is de gedachte niet nieuw.  Rechtbank, Hof en dit jaar ook de Hoge Raad hebben al aangegeven dat artikel 812, lid 1 Rv (Rv812.1) met zich meebrengt dat artikel 420, lid 3 Rv (Rv420.3) niet van toepassing is.  Zie de vindplaatsen ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7380 (2011), ECLI:NL:GHDHA:2016:3497 (2016), en ECLI:NL:HR:2018:917 (2018) (ECLI:NL:PHR:2018:617). 
Ook omgangsbeschikkingen behoeven niet eerst te worden betekend, zie bv. ECLI:NL:HR:2013:901

​

AANVULLING:

Een aanvulling van mr. Struycken:

“… Ik zag een reactie van een advocaat dat betekening niet nodig is. Hij heeft gelijk wat de huidige wetgeving betreft (2019). .. Wat mij opvalt is dat deze vorm van reparatiewetgeving klakkeloos gevolgd wordt en totaal niet meer [bij de politiek] ter discussie staat terwijl het strijdig is met EU-wetgeving en EVRM. .. Wat is eigenlijk de zin om kinderen en ouders te overvallen met een uithuisplaatsing zonder dat ze behoorlijk worden geïnformeerd en voorbereid op zo’n ingrijpende maatregel”.

​

Ja, eerst een gebrek aan brede voorlichting, dan geen mentale keuze mogen maken om te verbeteren met de voorlichting waarin tips zouden moeten worden verstrekt door de jeugdbeschermingsketen die zou moeten beschermen met primair preventieve voorlichting, en wetende dat wegplaatsen naar een vreemde omgeving, onvoorbereid, zeer bedreigend en schadelijk is voor de psyche, van nogwel een kind dat ‘beschermd’ zou moeten worden; Gresser, Doyle, Warshak, e.a. wetenschappers moge bekend zijn, want dat is aan de keten verstrekt begin 2019.

​

De rechter mag niet toetsen aan de Grondwet, maar moet toetsen aan de door Nederland geratificeerde verdragen (inhoudelijke uitvoering van IVRK24 lid 1 kan met LJN BD1113 van de CRvB gecontroleerd worden). Rechters doen dat kennelijk niet genoeg {gezien de meerderheid aan valse positieven}, maar volgen de huidige wet ook al is die strijdig met die verdragen.

​

{Prof.dr. Caroline Forder  gaf aan dat de grenzen van de zeer vrije rechtsvinding  bij jeugdzorg bepaald worden door arresten van het EHRM.   Het EHRM-arrest Strand Lobben vs Norway  zou naast de verstrekte contra-indicatieve wetenschap over absolute schade bij wegplaatsen aan de jeugdbeschermingsketen wakker moeten schudden dat uithuisplaatsen nu te gemakzuchtig en op geloof wordt toegegeven, waar de kinderombudsman Dullaert in 2013  aangaf dat er te veel fouten in de jeugdzorgrapportages staan, en dat vermoedde een raadsheer (rechter) reeds in FJR 2010 /92.

​

De politiek wil er kennelijk niet van horen. Ze negeren de wetenschap die hen verstrekt is. De rechters vinden het kennelijk wel makkelijk. In publicaties praten ze de pr (mooipraat) vanuit de jeugdbescherming na, alsof alle aanvragen duiden op slechte opvoedende ouders.

In dat onnozel geloof van rechters wordt  veel te veel àfgehamerd als "zinvolle" machtiging OTS+UHP, terwijl dat niet alleen geen therapie is, maar zeer bedreigend  voor de ontwikkeling van het ontvankelijke kind wordt genoemd door deskundigen.

​

Ouders,  blijf copiëren, afdrukken en als producties bijvoegen, om in uw pleit naar te kunnen verwijzen.  De rechter (die geen orthopedagoog is) moet inzien dat de schade door wegplaatsen méégewógen dient te worden tegen de beweringen van ongeverifieerde bedreigingen die de jeugdzorg vermeent te zien als niet-diagnostisch bevoegden, die niet eens het IVRK art. 24 lid 1 kennen.*

U heeft gelezen in wetenschap (zie links) en dus bent ge niet een mening aan het verkondigen doch een geverifieerd feit uit de wetenschap.  Anticipeer op afschuivende smoesjes, want de hele keten is niet happig om mondige ouders.}

​

​

-  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -  -

​

Op de volgende pagina meer.

​

*:

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

bottom of page