Schrijf uw Verweer zakelijk!
Deze pagina is te copiëren en in Word te bewerken en aan te vullen ten behoeve van:
Verweer tegen Raadsrapporten na enige tijd OTS:
Ofwel Verweer bij verderstrekkende kinderbeschermingsmaatregelen:
De OTS heeft het bedoelen dat er met inspanningsverplichting gewerkt wordt aan het oplossen van de “ernstige bedreiging” genoemd in BW1:255 (Memorie van Toelichting).
Daartoe hebben beide ouder de verplichting in BW1:247 met het oog op o.m. de kinderrechten. Artikel 24 lid 1 IVRK springt naar voren: recht op de hoogst mogelijke mate van gezondheid en daarbij horende toegang tot passende diagnostiek. Ook na verloop van tijd heeft kind met ouders recht op een gedegen evaluatie-onderzoek naar IVRK artikel 25.
Ouders hebben om tot een oplossing te komen het recht op goede voorlichting (naar o.a. de mogelijke effecten van de diverse hulptrajecten) en dossierinzage.
Diagnostieke waarheidsvinding is erg belangrijk in verband met het bepalen van het meest optimale perspectief, wat geen gokwerk mag zijn. Opgroeienden komen in volgende ontwikkelingsfasen. Er dient dus gewerkt te worden aan het oplossen van de ontwikkelingsbedreiging, met o.a. voorlichting en diagnostiek.
​
En daartoe heeft de G.I., de gezinsvoogdij, naast Jw4.1.1 de taak in BW1:262, vanuit lid 3 werken met lid 1, uiteraard ook met oog op IVRK 24 lid 1. En daarnaast heeft de G.I. de mogelijkheid bij tegenwerking een S.A. op te leggen (BW1:263–265; ouders wordt geacht de wet te kennen en begrijpen, want de jeugdzorg wil veelal dat liever niet!). En pas nadat dit en de voorlichting op basis van BW1:262 aantoonbaar niet werkt mag de gezinsvoogdij denken aan het wetenschappelijk schadelijk gebleken uithuisplaatsen (BW1:265a/b) of aan beëindigen van gezag van één of beide ouders. Dit in uiterste noodzaak waar de ouders ná juiste deskundige en enthousiasmerende voorlichting en hulp niet tot medewerking of verbetering zijn gekomen, doch echt als uiterste, alhoewel BW1:266 (beëindiging gezag) ook als tijdelijke maatregel of stok achter de deur kan worden gebruikt om de saboterende ouder te motiveren in die tijd te werken aan kennis ten behoeve van het navolgen van een betere representatie naar het kind.
​
Besluiten dienen gebaseerd te zijn op degelijk meten, diagnostiek, hoogwaardig interactie-onderzoek, en degelijke, waar de door de Kinderombudsman (2013; ‘Is de zorg gegrond?’) genoemde ‘perverse prikkel’ vanuit de jeugdzorgketen uitgesloten dient te worden.
De jeugdzorg heeft geen diagnostische bevoegdheid en dient te bewijzen voor een zwaar ingrijpende beschermingsmaatregel middels een diagnostiek rapport en de verstrekte open onderzoeksvragen en -gegevens. Daarbij moet eigenlijk vermeld worden welke specialisatie de diagnostisch specialist kent en onder welke beroepsregistratie deze is ingeschreven (dit moge ook gelden voor gedragswetenschappers binnen de jeugdzorg die, let wel, veelal het gezinssysteem niet zèlf zien en onderzoeken en derhalve geen diagnose mogen adviseren in een MDO).
(Bij de nodige voorlichting voor en aan begin van een beschermingsmaatregel dienen de ouders niet één dòch meerdere alternatieven worden voorgehouden met de uitleg welk effect dat heeft in de psyche van het kind en in de mogelijke bemoeizorg/dwangzorg. Ouders dienen deze mogelijkheden ook zelf te onderzoeken, naar wet, en deze alternatieven – inclusief de door de jeugdzorg gevraagde maatregel – uit te leggen naar de rechter.)
De genoemde Historie in het Raadsrapport behoort feiten weer te geven zonder kleuring, en dienen volledig te zijn. Vaak worden ontlastende feiten weggelaten en dat behoort niet! Ook zijn suggesties en beweringen, vermoedens en roddel, geen féíten!
Verzoeken van ouders moeten ook genoemd worden om hun inzet te tonen (en daar werkten ouders zwart op wit aan, officieel. Awb).
De Onderzoeksvragen behoren open te zijn, niet te sturen of te beperken.
Een “ernstige bedreiging” dient concreet bewezen te zijn met degelijke meting daar beschermingsmaatregelen schadelijke contra-indicaties kennen voor de psyche van de ontvankelijke opgroeiende.
Vaak wordt het kind als losstaand object omschreven, ondanks diens psychisch belang zich te ontwikkelen in interactie met diens vertrouwde omgeving; de identiteitsontwikkeling en loyaliteitsbelangen worden vaak onderbelicht zonder deskundigheid – zwart-op-wit – van een specialist.
Bij omgangszaken kan men denken aan een ouder die diagnostiek meten tegenwerkt (BW1:247, waarbij de signalen die het kind ontvangt, ook organisatorisch, over de andere ouder van sterk belang zijn).
De kreet ‘veiligheid’ en ‘bedreiging’ dienen concreet gedefinieerd te worden. Termen als ‘vermoeden’, ‘kind zit klem’, ‘het kan zo zijn’, ‘het is niet uitgesloten’, enz. zijn niet concreet, waar de wetgever doelt op concretie, en dat is met IVRK 24 lid 1 te bereiken.
{ https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/keteninfantiliteitinjeugdzorg }
Het valt op dat nooit de G.I. wijst op eigen inspanningsverzuim, en laksheid wentelt op een of beide ouders. Meet derhalve met BW1:262, en toon aan dat ge als ouder wel schriftelijk netjes en officieel hebt verzocht en de termijnen in de gaten hebt gehouden.
De onderzoeksvragen mogen niet éénzijdig wijzen naar één der ouders. Gelijke monniken gelijke kappen!
Het is de G.I. die dient te zorgen met actief (contactjournaal onder Wbp!) handelen dat ouders urgent juist worden voorgelicht wat signalen met het kind en diens psyche doen. Ouders zien met tijdige verzoeken toe op deze inspanningsverplichting!
De Werkwijze van de RvdK dient primair gericht te zijn op controleren of de ouders wel de voorlichting, hulp en steun hebben ontvangen om tot de bedoeling van de wetgever te komen, het oplossen van de ‘ernstige bedreiging’ (ouders bewijzen zwart op wit door actief te zijn geweest of dat geschied is). Daarná kan de RvdK onderzoeken of bij voldoende inspanningsverplichting door de G.I. er een al dan niet tijdelijke verdere maatregel moet worden genomen. Dit onderzoek dient dus ook toe te zien op het bestaan van hogergekwalificeerde bemoeienis tijdens de OTS, en deze evt. zelf te regelen, want ouders mogen niet zonder meer verweten worden niet de juiste voorlichting te hebben ontvangen.
Ook moet vermeld worden welke gedragsdeskundige uitdrukkelijk zèlf de cliënt heeft onderzocht met welke testmiddelen, zoals Video-Interactie-Begeleiding (VIB). Vaak wordt dit gemist en dan is het geen ‘feit’.
Het noemen van een raadsonderzoeker of jurist is nauwelijks nodig omdat dezen niet orthopedagogisch zijn beroepsgeregistreerd.
De Samenvatting van beschikbare informatie dient uiteraard volledig te zijn, met ook de ontlastende inzet van ouders. Bij deze informatie behoort ook welke voorlichting de ouders hebben verkregen van wie met welke registratie en specialisatie.
‘Begeleide omgang’ moet gemotiveerd worden, daar dit uitzonderlijk behoort te zijn. Anders werkt het suggestief. Ouders mogen naast familie ook vrienden hebben.
Meldingen zijn geen feiten, doch dienen diagnostisch metend onderzocht te worden; en zo de melding loos of vals bleekt, kan dit een signaal zijn over de melder en gerelateerde, en dan behoort dat ook duidelijk vermeld te worden.
Ouders, zorg zèlf met spoed voor een integrale psychische diagnose (in rapport) opdat ge bewijs hebt, met vermelding in hoeverre dat van invloed heeft op de ontwikkeling van ofwel representatie naar de opgroeiende. Een diagnostisch rapport verjaart met één à twee jaar maximaal en mag niet meer gebruikt worden in jeugdzorgrapportages tenzij er een recente vervolgdiagnose is gesteld.
Ouders mogen elkaar zonder verwijt objectieve voorlichtende informatie verschaffen, afgedrukt, bijvoorbeeld over wat een kind ervaart aan signalen (zoals op en rond https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/gevolgen-voor-het-kind/). Dat kan ook via familie.
Let er op dat de politie geen diagnostisch bevoegde is en dat dit dus enkel een signaal is tot diagnostisch onderzoek, dat de ‘jeugdzorg’ regelmatig afdoet met een eigen mening zonder diagnostiek meten.
Een mUHP is ongeldig waar het kind bij een andere gezaghebbende ouder wordt geplaatst; dat kan immers met een S.A.. Dan wordt een mUHP oneigenlijk gebruikt en toont aan dat de G.I. aan inspanningsverzuim doet.
Een beschermingsmaatregel moet concreet onderbouwd zijn met recente informatie.
Een verlenging van een maatregel moet ergens toe dienen, en daarop dient gecontroleerd te worden, ook op concrete inspanningsverplichting voortvarend te handelen.
Dit is een kinderrecht (IVRK 24.1).
De G.I. (gezinsvoogdij) is coördinator van hulpverlening, en dient (extern) deskundigen in te zetten, dus niet een gezinsvoogd zelf, voor de inzet van hulpverlening naar kind en/of ouder(s). De wetgever bedoelde de gezinsvoogd (niet medisch of òrthopedagogisch geregistreerd) niet als hulpverlener maar als coördinator daarvan. De G.I. behoort voortvarend de nodige hulp te vertrekken en toe te zien op nakoming.
Ouders die het de gezinsvoogd gemakkelijk maken door te saboteren en niet tot effect te komen, geven een signaal af die een echte professional behoort waar te nemen en registreren. Meerdere signalen kunnen tezamen een ernstig en diagnostisch te onderzoeken signaal zijn.
Waar ouders niet urgent de juiste voorlichting krijgen en niet op hun verzoeken adequaat wordt gereageerd, mag hen niet verweten worden emotioneel te reageren.
Waar de smoes wordt gesteld dat het kind 'gehecht is geraakt aan pleegouders', kan men er tegenin brengen dat dit goed is, omdat het kind dus hechting heeft geleerd en verder kan hechten, ook aan de eigen ouders, en eigenlijk behoorde de G.I. daaraan te hebben gewerkt naast de actieve ouders (met hun verzoekschriften).
Pleegperspectief is niet zwart-wit omdat onder specialistische begeleiding er ook gewerkt kan worden aan gefaseerde terugplaatsing (al heeft de jeugdzorg dat niet graag. Zie pagina 93 derde streepje, naast de genoemde vele fouten, van het rapport “Is de zorg gegrond?”van de kinderombudsman uit 2013. De kinderombudsman deed aanbevelingen: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/kinderombudsman-aanbevelingen. Ouders dienen dergelijke argumenten te kennen en te gebruiken in hun verweer! Spiekbriefjes zijn vaak hard nodig!).
Wijs de rechter er op dat een opgroeiende ook in diens identiteitsfase komt en diens historie uit dossiers zal gaan ontdekken, zoals geadopteerden dat ook doen en daarover wetenschappelijke ervaring bestaat als psychologisch ingrijpend pijnlijk en wel twee schoolniveaus kan schelen, en bovenmatig vaak leidt tot uitkeringen zoals WAjong.
Het loyaliteitsgevoel aan eigen ouders wordt tijdens de (gezins)voogdij vaak geweld aangedaan met te weinig en te korte bezoeken. (Uiteraard lezen ouders daar eerst over!).
Ouders voelen zich vaak bij aanvang van jeugdzorgbemoeien overvallen en niet juist voorgelicht.
Daarom ontstonden bij begin emoties die later de ouders niet verweten mogen worden, tenzij de jeugdzorg schriftelijk kan aantonen dat ouders de juiste informatie en voorlichting over de alternatieven hebben verkregen met bij verkeerde mentale keuze de wetenschap dat dit kan leiden tot een kinderbeschermingsmaatregel en wat deze inhoudt.
De emoties die bij aanvang dus kunnen vrijkomen zijn: – >
​
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
​
\
\
​
\/
​
\/
Drang- en dwangzorg werken in de ‘jeugdzorg’ contraproductief. Zo legde dr.prof. Carlo Schuengel in de jeugdzorgacademie uit:
https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/bejegenen-en-vertrouwen/ .
Emoties verwijten en nauwelijks aantoonbare inzet aan inhoud naar BW1:262 mag ouders niet verweten worden.
Gebruik dit gegeven mèt afbeelding in uw verweer!
{Gebruik dit niet naar een ex-partner, doch naar het gemis aan voorlichting waardoor ge niet aan de maatregel kòn werken, dus werkt dit richting de gezinsvoogdij!}
Let er ook op dat de rechter geen orthopedagoog of medicus is en maar aanneemt wat de juridische tegenpartij van ouders beweert, waarbij de jeugdzorgwerker geen orthopedagoog of medicus is en veelal niet middels diagnostiek rapport en open onderzoeksvragen kan aantonen of de beweringen vanuit de G.I. en RvdK juist zijn naar het psychisch belang van de opgroeiende.
Waar ouders niet de juiste voorlichting kregen (BW1:262) wordt toch vaak de ouder(s) verweten dat ze niet meewerken, alsof ouders de nodige extra kennis uit de lucht hebben getoverd. De hulp, ook aan ouders, dient aantoonbaar verantwoord te zijn (Jw4.1.1; https://jeugdbescherming.jimdo.com/wetten-en-regelgeving/jeugdwet/), van een goed niveau, concreet veiligheidsverhogend, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht.
Een verzoek beëindiging gezag voor een ouder mag niet op gemakzucht van de G.I. gebaseerd zijn maar is het vaak wel, gezien het veel voorkomende inspanningsverzuim van de G.I..
Ouders mogen diagnostische rapporten weigeren te verstrekken of te laten verstrekken aan niet-diagnostisch bevoelden. De G.I. kan een samenvatting of conclusie verkrijgen waar recht op bestaat naar de jeugdwet.
Vaak noemt de RvdK bij ‘de informanten’ niet enig diagnostisch specialist. Het raadsrapport blijft dan op het niet-diagnostieke niveau van meningenverwerking met eigen ongedefinieerde maatstaven, hetwelk neerkomt op speculatie. Dat moge geen grond zijn voor een maatregel waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat dwangzorg contraproductief is.
Ouders, waar ge het kwalitatief niet eens bent met het lage niveau aan informanten of onderzoekers, stel schriftelijk een hogergekwalificeerde voor! Ketenpartners van de G.I. zijn zelden specialisten, en let op de onderzoeksvragen (https://kinderbescherming.jimdo.com/informatie/onderzoeksvragen-open/).
Denk aan uw diagnostisch rapport als tegenbewijs.
Bij Contacten vermeldt de RvdK zelden een specialist. Noem er één met beroepsregistratie en specialisatie erbij!
Bij Relevante factoren wordt dan ook vaak gespeculeerd.
Het samenvatten van verklaringen van derden kan gekleurd worden door de raadsonderzoeker die niet diagnostisch bevoegd is. Eis de rapportages en verklaringen op (Wbp, McMichael-arrest: https://jeugdbescherming.jimdo.com/wetten-en-regelgeving/mcmichael-arrest-en-meer/) en dien die zelf als bijlagen (‘producties’) in, met niet te vergeten een uitleg hoe dit bewijs werkt in de context van de hulpverlening en mogelijke alternatieven, denkend vanuit hoe het kind dit ervaart. (Wetkennis is een vereiste om juist te verweren! Noem bij uw pleit niet de wet als nummer doch op inhoud van artikel. Artikelnummers kunnen achteraan tussen haakjes.
De ouders zijn niet verplicht met een raadsmedewerker te praten, maar op gesprek gaan om te luisteren, informatie op te doen, te begrijpen hoe de jeugdzorgketen denkt, hoe deze denkt de hulpverlening te verstrekken en oplossingen geeft op uw pedagogische vragen, dus geïnteresseerd doorvragen met kennis, is wel verstandig. Kennis is macht. Deskundigen als vervanger mag en zou zwaarwegend dienen te zijn omdat verzekeraars, ambtenaren en jeugdzorgwerkers niet op de stoel van een specialist mogen gaan zitten.)
Het negeren van voorgestelde specialisten is een veel voorkomend inspanningsverzuim van de jeugdzorgketen (IVRK 24.1).
Negeren van medische signalen is een grove fout tegenover de inspanningsverplichting zorg te dragen over de ontwikkeling van het kind.
Emoties bij ouders op het negeren door de ‘jeugdzorg’ mogen niet afgewenteld worden op de ouders. Er bestaat een motiveringsverplichting die inhoudelijkheid vereist naar de betamelijke Beginselen van Behoorlijk Bestuur. Dit naast BW1:262. Maar, ouders, besef dat emoties tegen u worden gebruikt! Blijf in de juridiserende jeugdzorgketen zakelijk en doe kennis op, en weet te denken en verweren op hun taalgebruik. Ú bent diegene die een vertaalslag moet maken tussen pedagogische invloeden en juridisch handelen.
Het moet gaan om het kind in wisselwerking en wederkerigheid met diens familie, met oog op latere ontwikkelingsfasen. Maar in juridisch proces, en dat ís ‘jeugdzorg’, is juridisch denken nodig!
Beweringen zijn geen feiten. Waar gemeld wordt dient er naar bewijs gestreefd te worden. Daarbij behoort vaak uitleg en vertaalslag.
De ‘jeugdzorg’ dient voortvarend te zijn en niet af te wachten tot escalatie en vaak daardoor te zware inzet. Vroegdiagnostiek kan veel ellende later voorkomen.
Er bestaat prevalerend internationaal recht. –
Bij de Akkoordverklaringen dienen dus ook de specialisten te staan met in bijlage hun verklaring ter controle. De beroepsregistraties en specialisaties dienen helder te zijn.
Omdat de RvdK in een kinderbeschermingsprocedure niet gelijkwaardig is (‘Equality of arms') als repeat-player en juridische partij, tegenover vaak leerzame ouders als overvallen one-shotters en de ouders niet over zoveel financiële middelen beschikt als het overheidsorgaan van het ministerie van justitie (en veiligheid en rechtsbescherming), behoren ouders werkelijk goede voorlichting en ondersteuning te verkrijgen met het afwegen van de diverse alternatieven en contra-expertise (Rv810a), naar wat Joseph Doyle en Jo Hermanns wetenschappelijk aanbevelen tot voorkomen van schade en extra psychische problemen in de opgroeiende die zijn aangetoond bij UHP bovenmatiger te zijn dan thuis; ouders behoren vooral eerst goede hulpverlening met voorlichting thuis verstrekken met de gevolgen van de diverse mogelijke keuzes; dit naar arrest EHRM in N.P./Moldava, 6 oktober 2015, appl.nr. 58455/13. Denk ook aan het kinderrecht art. 24 lid 1 IVRK.
De ouders dienen ook onderzoek te kunnen doen waardoor de termijnen vaak voor hen te kort verstrekt worden; niet alleen moeten ze overleggen met een advocaat doch ook met een eigen orthopedagoog. De plek voor rechtsbijstand in ‘kinderbeschermingszaken’ is tegenover het overheidsorgaan RvdK voor de burger uitgekleed: arrest in EHRM in Soares de Melo/Portugal, 16 februari 2016, appl.nr. 61226/08; waarbij klagen niet effectief is omdat het bestuur een gegronde klacht naast zich neer kan leggen en het geen rechtsgevolg heeft, terwijl de minister slechts verwijst naar het AKJ, waarbij de A staat voor Algemeen, dus niet specialistisch en zeker niet orthopedagogisch.
De RvdK kan wel beweren door strofes vanuit de G.I.-verslagen over te nemen, doch daarmee maakt de RvdK, die ook overleg heeft en in beschermingstafels aanwezig is, zich niet onafhankelijk onderzoekend, en is dan dus niet objectief noch onafhankelijk en strijdt met arrest EHRM in Cincimino/Italy, 28 april 2016, appl.nr. 68884/13. De RvdK is niet diagnostisch bevoegd, noch diens gedragswetenschapper die niet conform diens beroepscode de cliënt zelf onderzoekt. Daarbij verwerkt de RvdK vaak de opmerkingen van ouders niet in het rapport, maar maakt er een puzzel voor de rechter van door het, soms slechts een deel, ergens achteraan ‘toe te voegen’. Dit geeft grote rechtsongelijkheid.
De Beantwoording van de onderzoeksvragen van de RvdK zijn vaak beweringen en vermoedens, zonder diagnostieke basis. Per onderdeel moet duidelijk worden hoe dit werkt in de psyche van het kind en de daarbij horende voorlichting aan ouders. (En welke alternatieven waren er?)
Het is niet betamelijk algemeenheden en vaagheden te stellen in rapportages, die suggestief werken en ouders diskwalificeren zonder deskundig gemeten grond en passende voorlichting.
Bij scheiding & omgang (S&O) moeten ouders elkaar als ouder respecteren en accepteren dat in elk huis andere regels gelden, zoals het kind ook bij vriendjes ervaart dat er andere regels zijn. Verwijten helpen dus niet, integendeel, die bouwen psychische muren op die zwaar zijn te doorbreken en zwaar uitstralen op het ontvankelijke kind.
Daartoe bestaat inzichtgevende informatie, die vaak niet of te laat wordt verstrekt door de gezinsvoogdij of andere ‘jeugdhulp’. Maar in deze hebben ouders hun wettelijke plicht en recht/verantwoordelijkheid in o.a. BW1:247.
Bij nakomen van deze verantwoordelijkheid mogen ouders niet van tegenwerken beticht worden.
Waar er zorgen zijn gemeld mag de RvdK/G.I. niet beweren dat er op alle gebieden geen zorgen zijn of het kind zich gezond zou ontwikkelen. Dan zou dat een doorzichtige suggestie naar de rechter zijn. Ook al bagatelliseert de ‘jeugdzorg’ de gemelde zorgen, er is dan diagnostiek voor nodig om uit te sluiten dat er wat onder de leden sluimert. Escalatie dient voorkomen te worden. Daartoe moeten ouders ook juist bejegend worden (indien ze officieel werkten).
Een beëindiging van gezag is vaak niet effectief voor latere belangen van het kind, maar kan waar de andere ouder meewerkt met contact en informeren, wel als een stok achter de deur fungeren om meer te relativeren en kennis ten gunste van de representatie naar het kind en diens andere ouder op te doen.
Begrip voor emotie mag er zijn waar BW1:262 niet urgent is nagekomen door de gezinsvoogdij. Ouders doen er goed aan gekwalificeerde hulp zelf op te zoeken, omdat de hulp vanuit jeugdzorgketenpartners regelmatig qua kwaliteit te wensen over laat.
Stel alternatieven voor. Motiveer dat.
Stel deugdelijker onderzoek voor op hoogwaardiger niveau.
Maak duidelijk dat de ouders lijden aan inspanningsverzuim door de G.I., het niet of niet tijdig enthousiasmerend en deskundig laten voorlichten op niveau. Zeker waar na scheiding het kind een extra psychisch rugzakje te dragen heeft, dat zo licht mogelijk gemaakt kan worden door de juiste representatie.
Wees bedacht op 'keteninfantiliteit':
De RvdK zal verwachtingen en bedenkingen uitspreken, maar dat is geen diagnostiek inzicht!
Inspanningsverzuim van de G.I. zal de RvdK zelden aan het licht brengen.
(Er wordt zelfs van 'keteninfantiliteit' gesproken, omdat geacht wordt dat de schijven VT en RvdK naast de G.I. controlerend onderzoeken, waar de praktijk blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat met knip- en plakwerk men elkaar napraat).
Beweerde feiten behoren gecontroleerd te zijn met bewijs. Een bewering van een derde is geen feit! Dat mag niet suggestief vermeld worden als grond tot een ernstig ingrijpende maatregel.
Feiten die het kind niet te zien krijgt, zijn geen gronden voor een maatregel.
Ouders mogen second opinion en advies bij derden aanvragen; dat mag niet als grond hen tegengeworpen worden.
Klagen is een wettig recht en mag ouders niet tegengeworpen worden, temeer daar klachten vaak bagatelliserend worden afgedaan.
Waar ouders elkaar dwars zitten door gebrek aan voorlichting, zou dat de ouders niet mogen worden verweten. Wel bestaat BW1:247.
Waar een ouder gefrustreerd wordt door onheuse bejegening en polariserend handelen door de gezinsvoogdij, mag dat de ouder niet worden tegengeworpen, en dient juist tot goede voorlichting aan te zetten!
Een UHP (BW1:265a+b) is vaak schadelijk voor een kind, en dus behoort er eerst gewerkt te worden aan de mentaliteit en representatie van de ouders, tot voorkoming van schadelijke ervaringen in het kind.
Een Beëindiging gezag (BW1:266) is vaak niet effectief voor latere ontwikkeling van de opgroeiende, en dient dus zeer goed gegrond te worden op echte diagnostiek met voorlichting; er bestaat VIB (voornoemd).
Het Raadsbesluit is vaak een cliché uit de wettekst.
Bij Inzage en Reactie op het verzoek en rapport komt een samenvatting te staan die vaak niet aan de waarheid voldoet. Zakelijk lezen is zeer belangrijk. Emoties werken contraproductief en komen het kind niet ten goede.
Noem beknopt dat de beweringen (waarbij niet duidelijk staat dat het feiten betreft naar Rv21 en Jw3.3) in de jeugdzorgrapportage, overwegende de fouten die de Kinderombudsman in 2013 vond, eigenlijk aannames zijn, die strijdig zijn met het arrest EHRM in Kocherov en Sergeyeva/Rusland, 29 maart 2006, appl.nr. 16899/13. Overweeg dat de inzet t.a.v. het criterium ‘aanvaardbaar te achten termijn (BW1:255 lid 1 sub b, en 1:266) voor het kind dat geen jurist is een vaag begrip is waarover de wetenschap verdeeld is. Weterings die enkel naar hechting kijkt bij jonge kinderen tegenover andere wetenschappers die zich bewust zijn dat de opgroeiende ook loyaliteitsgevoel en identiteitsontwikkeling gaat meemaken; https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/weterings-misleiding/weterings-suggesties/ .
Leer ook van https://jeugdbescherming.jimdo.com/wetten-en-regelgeving/goede-precedente-uitspraken/leren-uit-ehrm/ .
Onduidelijk in rapportage is welke ‘onderzoeker’ over welke specifieke deskundigheid beschikt om onafhankelijk onderzoek (IVRK24.1) uit te (kunnen) voeren in de jeugdbeschermingszaak, en zie daarbij maandblad FJR 2017/5 en ECLI:NL:RBZWB:2016:8489. Vaak is de ‘deskundige’ slechts een generalist zonder meer en geen specialist, en worden toekomstige belangen van de opgroeiende niet meegewogen.
Laat het begrijpen niet over aan uw advocaat. U kent uw kind en diens psyche. – >
Nodige informatie:
Veel nodige informatie staat op https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/, waarbij men dient te begrijpen hoe de jeugdzorg denkt met https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/weterings-misleiding/weterings-suggesties/ en de PDF vooral erbij: https://www.dropbox.com/s/yz9bysi745m1zsv/Zfjr-FJR%202012-5%20Weterings-beweringen.pdf?dl=0 (zonder in te loggen; dus klik evt. een inlogscherm weg).
In de rechtbank spreekt men een juridische taal en zal men zich nauwelijks aanpassen aan die van de (kennelijk door de aanvraag van de jeugdzorg) slechte ouders; wel zal men de ouders lief toespreken en aanhoren, maar dat is om te blijven slapen als ouders; dat levert werkgelegenheid op.
De precedente uitspraken moeten ouders gelezen hebben om de taal van de juristen te kennen en van te leren.
Men dient voorbereid te zijn op smoesjes vanuit de jeugdzorg: https://kinderbescherming.jimdo.com/methoden/jeugdbeschermingssmoesjes/ .
Open onderzoeksvragen zijn belangrijk: https://kinderbescherming.jimdo.com/informatie/onderzoeksvragen-open/ .
Doorlees ook https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdzorg met subhoofdstukken.
Vergeet uw spiekbriefjes niet.
–
Deze leidraad is ook te vinden op https://www.dropbox.com/s/8pkmmsc1g7p25hs/Verweer%20tegen%20RvdK-verzoeken%20concept.doc?dl=0 (zonder in te loggen!).
Dit is slechts een zeer algemene handleiding dat met de tijd nog aangevuld kan worden!
Toch zal dit al veel leeswerk opleveren, dus begin er vroeg aan!
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
Ga terug naar:
Home: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg
Jeugdzorg: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdzorg
Jeugdbescherming: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdbescherming
Kinderbescherming: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/kinderbescherming
Wetenschap: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschap