Waaraan dient een beschermingsrapportage te voldoen?
Uitgaande van BW1:255 met de tekst in lid 1:
1. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, èn:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van ‘de bedreiging’ nóódzákelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, èn
b. de verwàchting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanváárdbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen. -{BW1:247 geeft ouders de plicht en het recht de zorg te bewaken en vernederende behandeling, zoals bij het negeren van het kinderrecht IVRK24 lid 1, te vòòrkomen}.
Wat is de codificatie van een ‘ernstige bedreiging van de ontwikkeling van een kind’? En:
Hoe bepaalt men welke zorg noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen? En:
Hoe bepaalt men of ouders de verzorging weer snel kunnen dragen, alsmede hoe meet men een verwachting, alsook hoe is te meten wat een ‘aanvaardbaar termijn’ is voor een kind dat uiteindelijk in diens identiteitsfase komt en zelf geen jurist is? En:
Is een kristallen bol voldoende om kinderen te gijzelen?
Dit zijn toch vragen die nodig zijn bij rechtsvinding.
​
Uitgangspunten:
-
A. We dienen uit te gaan van de recente wetenschappen jegens het juridisch meten n.a.v. het verzoek tot een beschermingsmaatregel èn van het wetenschappelijk vastgesteld effect in het kind op een beschermingsmaatregel, ten aanzien van de mogelijk vermeende ‘ernstige bedreiging’.
-
B. We bezien of de jeugdbescherming voldoende gekwalificeerd is tot een ‘onderzoek’ daartoe dat zo kan ingrijpen op een kind en diens ouders.
-
C. We bezien wat aantoonbaar gedaan is ter voorkoming van zo’n ingrijpende maatregel.
A.
Het rapport van R. Woittiez “Incident of Patroon” gaf aan dat de praktijk aantoonde dat er ‘fouten’ gemaakt kùnnen worden in de beschermingsketen, en in het rapport ‘Werkelijkheidsvinding voor Rechters bij Jeugdbeschermingszaken’ (mei 2021; https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-rapport-werkelijkheidsvinding/) komt naar voren dat bij afwegingen tot verzoek OTS, en mogelijk ook UHP, de kinderrechter internationaal recht vergeet mee te wegen, alsook het controleren op het niveau en het bewijs van het advies dat de RvdK (en bij verlengingen de G.I.) voorlegt. De Onderzoekshiërarchie lijkt de kinderrechters te zijn ontgaan bij hun studie, al heeft het in het Nederlands JuristenBlad gestaan (2018/140).
Een diagnose(1) bij een specialist, die ook rekening houdt met latere belangen van de opgroeiende, zal een hoogwaardiger hulptraject aanwijzen ter optimalisatie van de ontwikkeling, en dat is conform artikel 24 lid 1 van het VN-kinderrechtenverdrag. Speculeren door amateurs op meningen staat zeer laag in de Onderzoekshiërarchie.
[Noot 1: : https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/diagnostiek-nodig-als-nulmeting/ over diagnosticeren t.o.v. speculeren door onbevoegden.]
Het hoogste bestuursrechterlijk college, de Centrale Raad van Beroep, sprak in 2008 in LJN BD1113 uit dat de kinderrechter als bestuursrechter dient te controleren op bewijs.(2)
[Noot 2: : https://linkeddata.overheid.nl/front/portal/document-viewer?ext-id=ECLI:NL:CRVB:2008:BD1113 t.a.v. LJN BD1113.]
Hierin faalt de keten, inclusief de kinderrechter.
De wetenschappen geven tevens aan dat de ‘jeugdzorg’, dat geen jeugdgezondheidszorg is wat onder de WGBO werkt, enigermate dubieus is in het meten bij voor hen – die niet diagnostisch en therapeutisch bevoegd zijn of hun beroepscode niet volgen t.a.v. het cliëntsysteem zèlf zien en onderzoeken doch afgaan op “van horen zeggen” van onbevoegden – ‘complexe zaken’.(3)
[3: : https://vechtscheidingen.jimdofree.com/wetenschap/mythen-bij-jeugdzorgmeten/ waarin diverse wetenschappelijke onderzoeken de matigheid aantonen en voorstel opperen. Dit komt terug in het rapport op https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-rapport-werkelijkheidsvinding/ .]
Tevens zou in een verzoek tot een beschermingsmaatregel concreet afgewogen dienen te worden of een vermeende bedreiging al dan niet schadelijker is dan de wetenschappelijk aangetoonde ernstig schadelijke aspecten ten gevolge van een beschermingsmaatregel.(4)
[4: : https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid met een beknopte opsomming, maar er zijn meer publicaties (o.a. https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/overzicht-wetenschappers). https://jeugdzorgwetenschap.jimdosite.com/wetenschap-bevestigt/ geeft enige teksten van meta-analyses en controlegroeponderzoeken.]
Waar men denkt in te grijpen wegens een bedreiging moet men de contra-indicatieve bedreigingen uiteraard ‘tegenwegen’, wat vanuit ontwikkelingspsychologische en orthopedagogische grond van belang is voor de ontvankelijke opgroeiende.
Lid 4 van BW1:255 vereist dat het advies voldoende concreet dient te zijn, immers: “De kinderrechter vermeldt in de beschikking de còncréte bedréígingen in de ontwikkeling van de minderjarige alsmede de daarop afgestemde duur waarvoor de ondertoezichtstelling zal gelden.” De kinderrechter houdt met het voortvarend oplossen van de bedreiging door de G.I. rekening met deze voortvarendheid en dient bij verlengingen hierop te controleren. Maar de rechter is geen orthopedagoog of medicus.
Hierin faalt de keten, inclusief de kinderrechter.
B.
Eigenlijk is het reeds duidelijk dat waar er niet is doorverwezen naar een passend specialist men zich begeeft op de allerlaagste sport van de Onderzoekshiërarchie, en dat schept vaagheden, waardoor ouders ten dienste van het bewaken van artikel 24 lid 1 IVRK zeer moeilijk verweer kunnen voeren, want waaraan heeft men dan houvast, wat is dan bewijs tegen een mening van een diagnostisch onbevoegde?
Diagnostiek bewijs zou kunnen, al is de praktijk dat de jeugdbeschermingsketen echte diagnostiek zal tegenwerken, de ouders zal beschuldigen de door hen verstrekte drangzorg niet te accepteren (sub a van lid 1 van BW1:255). Dit is reeds praktijk, en bij wegplaatsing van één of beide ouders wordt het kind al te vaak gestraft met minder of geen bezoek (terwijl ouders vanuit henzelf klagen dat ze hun kind te weinig mogen zien).
Voor ouders die nog geen juristen zijn, is het onbekend dat Rv149 noopt tot het instellen van een tegenverzoek boven het verweer tegen onvolledigheid van de jeugdbeschermingsrapportage en de niet te verifiëren onwaarheden die er al te vaak in staan. Bedenk dat het rapport van Marc Dullaert, 2013, ‘Is de zorg gegrond?’, inhoudelijk nog niet heeft geleid tot het herkenbaar scheiden tussen feiten en meningen.
De gedragswetenschappers zijn veelal geen academici met en artsenachtergrond en soms nog in opleiding (HBO). De gaan in MDO af op wat de jeugdzorgwerker wìl en kàn doorgeven van horen zeggen. Dit doet denken aan een doorfluisterspelletje. De jeugdzorgwerkers, inclusief hen die zich gezinsvoogd of jeugdbeschermer noemen, zijn zelden of nooit diagnostisch en/of therapeutisch bevoegd. Daarenboven wordt in de keten veel aangedikt en gemystificeerd.(5)
[5: : https://kinderbescherming.jimdofree.com/methoden/mistificatieschijven-bij-meldingen/ door ongecontroleerd knip- en plakwerk, waarover raadsheer Van Teeffelen in FJR2010/92 schreef: https://kinderbescherming.jimdofree.com/methoden/fjr-2010-92-rechter/ . Het duurt voort!]
De keten faalt in rechtsvinding en rechtsbescherming.
C.
Men mag verwachten dat voordat er zo’n ingrijpende maatregel met schadelijke aspecten er eerst is ingezet tot passende hulpverlening. Zelden is aantoonbaar dat er door een specialist, een bevoegde, gediagnosticeerd is waarbij en waarop er passend en hoogwaardig is voorgelicht en tips zijn verstrekt ter voorkoming van voortduren of escalatie. De ‘hulp’ die aangeboden wordt blijft vaak beperkt tot wat een maatschappelijk werker kan bedenken.
​
We zien dat bij scheidingszaken en omgangssabotagezaken ouders niet direct of helemaal niet en zo preventief mogelijk de interessante training van Villa Pinedo (6) hebben aangereikt gekregen, wat van belang zou zijn om daarop beter de mentale keuze van elk der ouders te kunnen meten.
[6: : https://training.villapinedo.nl/ voor goede voorlichting en tips bij scheiding of relationele ruzie.]
Drangzorg door een G.I. past niet bij artikel 3.2 lid 2 van de Jeugdwet, en is derhalve geen pàssende hulpverlening of voorlichting van voldoende niveau.
Ouders die naar kinderrecht willen handelen, de ‘vernederende behandeling’ op het niveau van ‘jeugdzorg’ het kind willen besparen (lid 2 van BW1:247), worden weggezet in de jeugdbeschermingsketen als “tegenwerkend’, ‘niet accepterend’, waardoor sub a van lid 1 van BW1255 ‘bewezen’ wordt. Dat is een zeer dubieus bewijs!
Deze keten is gezien het niet implementeren van de recente wetenschappen niet in staat tot valide verwachtingen ten aanzien van sub b van lid 1 van BW1:255.
Er heerst een onwetenschappelijk cliché over ‘de aanvaardbare termijn’ om tot terugplaatsing te komen. De hechting lijkt dan het struikelblok. Maar dit is niet door hechtingsspecialisten gepropageerd, doch door de keten zelf. Hechting is helemaal geen punt bij de G.I. waar er gemiddeld vier keer wordt overgeplaatst in pleegsettingen. Doch ‘naar huis toe’ lijkt niet te kunnen wegens de ‘hechting aan de pleegsetting’, ook al komen er overplaatsingen aan.
Hechtingsdeskundig kan een kind dat nog hechtende is, goed hechten aan de eigen ouders, eventueel met begeleiding en voorlichting door een deskundige. En een kind dat gehecht is, kan aan derden hechten, dus ook aan de eigen ouders. Dat kan ook na vele jaren. Maar dan is er echte deskundigheid nodig, dat niet te vinden is in de ketenpartners van de G.I. of door de gemeenten gecontracteerd zijn. Het is een specialisme. Maar het kàn.
Kinderen zijn geen juristen die hun juridische status onder OTS/UHP kennen. De pseudowetenschap van Weterings(7) heeft menig kinderrechter misleid.
[7: : https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/valse-stemvankind als voorbeeld met analyse van valse axioma’s.]
We missen de deskundigheid bij jeugdzorgprofessionals, even deskundig als professionele slagers, met het oog op de toekomst van de opgroeienden, de identiteitsfase, waarin het belang speelt van het de eigen ouders – zo mogelijk – duurzaam kennen en erbij mogen opgroeien.(8)
[8: : https://jeugdbescherming.jimdofree.com/adoptie-en-pleegzorg/identiteit-hechting/ met prof. René Hoksbergen. En dan te bedenken dat in FJR2012/95 (https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/) er beschreven staat dat ook de jeugdbescherming een oorzaak kan zijn van onveilige gehechtheid.]
De ‘aanvaarbare termijn’ moet overgelaten worden aan een passend specialist.
Het mag niet gaan om werkgelegenheidsbescherming bij de jeugdbescherming en irreële ideologieën in de politiek.
Hierin faalt de keten.
De conclusie is gerechtvaardigd dat de ingang tot kinderbeschermingsmaatregelen te slap is gecodificeerd en rechters te ondeskundig kunnen zijn om het slechte, lage niveau in de Onderzoekshiërarchie te onderkennen. Er wordt niet geverifieerd, ondanks de beweringen dat er gewetensvol wordt afgewogen. Waar niet de wetenschap wordt meegewogen is dat afwegen onvolledig en geeft zo geen rechtsvinding.
Zowel de publicaties van oud-advocaat mr.ir. Peter Prinsen als die van analytisch pedagoog Harry Berndsen snijden hout t.a.v. de wetgeving rond de beschermingsmaatregelen.(9)
[9: : Berndsen: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/keteninfantiliteitinjeugdzorg , https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/meer-keteninfantiliteit , https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/vervolg-berndsen-voor-wetgever . En Prinsen: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/meer-prinsen naast https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/waarheid-pprinsen .]
​
Het RSJ heeft wel erkend dat gezinnen meer rechtsbescherming dienen te verkrijgen, maar waar de jeugdbeschermingsvertegenwoordigers ter zitting niet beëdigd worden, en aan de andere kant de ouders vooraf niet weten hoe bewijs voor de rechtsvinding te verzamelen en een ‘tegenverzoek’ in te dienen, blijft er rechtsongelijkheid.
Uit het gegeven rapport Werkelijkheidsvinding(3) blijkt dat de Nederlandse Staat nodig zich dient te conformeren aan het internationaal recht. En gezinnen dus rechtszekerheid dient te geven, tegen al het falen van dit beschermingssysteem.
Prof.mr. Caroline Forder schreef in Kroniek van het personen- en familierecht ook dat het internationaal recht en arresten EHRM de grenzen zouden moeten bepalen bij dit ‘recht’.(10)
[10: : https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/analyse-jeugdwet-cforder/ uit NJB, 144-10-2016, afl.35.]
De overheid heeft in het begin van deze eeuw reeds een voorstel verkregen om de beschermings-meldingen selectiever te controleren: https://kinderbescherming.jimdofree.com/brieven/meldonderzoek-vernieuwen/ .
Het lijkt geen prioriteit te hebben onder de ideologie van de politiek, doch dat kan worden beschouwd als ‘institutionele kindermishandeling’.
Het is de hoogste tijd voor meer bescherming voor het ontvankelijke kind tegen de jeugdbescherming. De wetenschappen staan daar achter.
​
Noten:
1: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/diagnostiek-nodig-als-nulmeting/ over diagnosticeren t.o.v. speculeren door onbevoegden.
2: https://linkeddata.overheid.nl/front/portal/document-viewer?ext-id=ECLI:NL:CRVB:2008:BD1113 t.a.v. LJN BD1113.
3: https://vechtscheidingen.jimdofree.com/wetenschap/mythen-bij-jeugdzorgmeten/ waarin diverse wetenschappelijke onderzoeken de matigheid aantonen en voorstel opperen. Dit komt terug in het rapport op https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-rapport-werkelijkheidsvinding/ .
4: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid met een beknopte opsomming, maar er zijn meer publicaties (o.a. https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/overzicht-wetenschappers). https://jeugdzorgwetenschap.jimdosite.com/wetenschap-bevestigt/ geeft enige teksten van meta-analyses en controlegroeponderzoeken.
5: https://kinderbescherming.jimdofree.com/methoden/mistificatieschijven-bij-meldingen/ door ongecontroleerd knip- en plakwerk, waarover raadsheer Van Teeffelen in FJR2010/92 schreef: https://kinderbescherming.jimdofree.com/methoden/fjr-2010-92-rechter/ . Het duurt voort!
6: https://training.villapinedo.nl/ voor goede voorlichting en tips bij scheiding of relationele ruzie.
7: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/valse-stemvankind als voorbeeld met analyse van valse axioma’s.
8: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/adoptie-en-pleegzorg/identiteit-hechting/ met prof. René Hoksbergen. En dan te bedenken dat in FJR2012/95 (https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/) er beschreven staat dat ook de jeugdbescherming een oorzaak kan zijn van onveilige gehechtheid.
9: Berndsen: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/keteninfantiliteitinjeugdzorg , https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/meer-keteninfantiliteit , https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/vervolg-berndsen-voor-wetgever . En Prinsen: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/meer-prinsen naast https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/waarheid-pprinsen .
10: https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/analyse-jeugdwet-cforder/ uit NJB, 144-10-2016, afl.35.
​
Dit is gemaild aan de Kamercommissies Justitie & Veiligheid en VWS (eind oktober 2021).